+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Johannes
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 69 %
Joh. 16
16:1
Deze 1) dingen heb ik tot jullie gesproken,
opdat jullie niet struikelen.
Ze zullen jullie uit de samenkomsten 2) werken.
2
Maar er komt [zelfs] een moment,
dat ieder die jullie ter dood brengt,
zal menen daarmee
aan God een eredienst op te dragen.
3
En deze dingen zullen ze doen,
omdat ze de Vader niet gekend hebben, noch mij.
4
Maar deze dingen heb ik tot jullie gesproken,
opdat, wanneer het moment zal komen,
jullie daardoor herinnerd worden,
dat ik het jullie gezegd heb.
Deze dingen heb ik jullie echter niet aan het begin gezegd,
omdat ik met jullie was.
5
Nu 3) ga ik heen naar hem,
die mij gezonden heeft.
en niemand van jullie vraagt me:
Waar ga je heen?
6
Maar omdat ik dat tot jullie gesproken heb,
heeft het verdriet jullie hart vervuld;
7
maar ik zeg jullie de waarheid:
het is goed voor jullie dat ik heenga,
want als ik niet heenging,
zou de trooster niet tot jullie komen;
als ik wegga, zend ik hem naar jullie toe.
8
En als die komt,
zal hij de wereld rekenschap vragen
over zonde, gerechtigheid en oordeel:
9
over zonde —
dat ze niet op mij vertrouwen
10
over gerechtigheid —
dat ik heenga naar de Vader
en jullie mij niet meer aanschouwen
11
over oordeel —
dat de heerser van deze wereld geoordeeld is.
12
Nog veel heb ik jullie te zeggen,
maar nu kunnen jullie [dat] niet dragen;
13
maar wanneer hij komt, de geest van waarheid,
zal hij jullie wegwijs maken in heel de waarheid;
want hij zal niet vanuit zichzelf spreken,
maar hij zal zeggen wat hij zal horen,
en jullie verkondigen wat komt.
14
Hij zal mij eer aandoen,
want hij zal uit het mijne nemen
en het jullie verkondigen.
15
Alles wat de Vader heeft,
is het mijne;
daarom zei ik
dat hij uit het mijne neemt
en het jullie verkondigt.
16
Een 4) korte tijd nog
en jullie aanschouwen mij niet meer,
en opnieuw een korte tijd
en jullie zullen mij zien.
17 Enkelen van zijn leerlingen zeiden dan tot elkaar:
wat betekent het, dat hij ons dit zegt:
een korte tijd nog
en jullie aanschouwen mij niet meer,
en opnieuw een korte tijd
en jullie zullen mij zien?
18
en:
ik ga heen tot de Vader?
Zij zeiden dan:
Bedoelt hij dit,
wanneer hij het over 'een korte tijd nog' heeft?
Wij begrijpen niet
waar hij over spreekt.
19 Jezus begreep dat ze hem wilden bevragen
en hij zei tot hen:
Zijn jullie hierover met elkaar in discussie,
omdat ik gezegd heb:
een korte tijd nog
en jullie zullen mij niet aanschouwen,
en opnieuw een korte tijd
en jullie zullen mij zien?
20
Amen, amen ik zeg jullie,
jullie zullen huilen en rouwen,
de wereld evenwel zal zich verheugen,
jullie zullen pijn lijden,
maar jullie pijn zal tot vreugde worden.
21
Een vrouw, wanneer zij baart, heeft pijn,
want haar uur is gekomen,
maar wanneer het kind geboren is,
herinnert zij zich de benauwenis niet meer,
vanwege de vreugde dat een mens
ter wereld is gekomen.
22
Ook jullie hebben nu wel pijn,
maar ik zal jullie weerzien,
en jullie hart zal zich verheugen.
en niemand zal jullie vreugde van jullie wegnemen.
23
Amen 5), amen, ik zeg jullie:
wat je de vader zult vragen,
in mijn naam 6) zal hij het jullie geven!
24
Tot nu toe hebben jullie nooit om iets gevraagd in mijn naam.
vraagt en je zult het ontvangen,
zodat jullie vreugde volkomen wordt.
25
Deze dingen heb ik tot jullie gesproken in beeldspraak 7) .
Er komt een ure dat ik niet meer in beeldspraak zal spreken tot jullie
maar openlijk 8), ik zal jullie de vader verkondigen.
26
Op die dag zul je vragen in mijn naam.
Ik zeg jullie niet dat ik de vader voor jullie zal vragen,
27
want de vader zelf heeft jullie lief,
omdat jullie mij hebt liefgehad
en hebt vertrouwd: ik ben van God uitgegaan.
28
Ik ben uitgegaan uit de vader en gekomen in de wereld 9).
Ik verlaat de wereld weer en ga heen naar de vader!”
29 Zijn leerlingen zeiden:
Zie, nu spreek je openlijk,
je zegt niets in beeldspraak!
30
Nu weten we dat je alles weet
en het niet nodig hebt dat men je iets vraagt.
Hierom vertrouwen wij:
je bent van God uitgegaan.”
31 Jezus antwoordt hun:
Nu geloven jullie?
32
Zie, het uur komt en is gekomen,
dat jullie verstrooid 10) zullen worden, ieder naar het zijne;
en mij alleen zullen laten.
Maar ik ben niet alleen,
omdat de vader bij mij is.
33
Deze dingen heb ik tegen jullie gesproken
opdat jullie in mij vrede hebt.
In de wereld hebben jullie verdrukking;
maar houdt moed,
ik heb de wereld overwonnen!

1vertaling van Leen de Ronde
2let. weg van de synagogen
3vertaling van Klaas Eldering
4vertaling van Leen de Ronde
5vertaling van Frans Wiersma
6zo in BGT en NA28: gekoppeld aan het geven, niet aan het vragen
7παροιμία - spreuk, parabel, allegorie, bij wijze van spreken
8παῤῥησία - openlijk, direct, onverhuld
9lett: kosmos
10σκορπίζω